ADHD

Attention Deficit Hyperactivity Disorder

De afkorting ADHD staat voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder. In België spreken we meestal van een aandachtstekortstoornis of hyperactiviteitstoornis. ADHD zou naar schatting voorkomen bij 5 % van de kinderen op basisschoolleeftijd en bij 2,5 % van de volwassenen (prevalenties volgens DSM-5).

 

A & D → aandachtstekort

De A en D staan voor aandachtstekort, er is dus een tekort in het kunnen richten van je aandacht op bijvoorbeeld de uitleg van een docent, een boek of een gesprek.

H → hyperactiviteit en impulsiviteit

De H staat voor hyperactief en impulsief samen. Hyperactief is een ander woord voor druk gedrag. Impulsief betekent eerst doen en dan pas denken. In plaats van even nadenken voordat je iets doet.

D → stoornis

De D staat voor stoornis, wat betekent dat iemand door de symptomen van ADHD vastloopt of ‘verstoord’ wordt in zijn ontwikkeling.

In de naam ADHD worden 3 hoofdkenmerken beschreven:

Aandachtstekort

Hyperactiviteit

Impulsiviteit

Elke van deze 3 kenmerken wordt dan weer onderverdeeld in een aantal beschrijvingen van gedrag, ook wel symptomen genoemd:

Aandachtstekort - Voorbeelden

  1. Moeite hebben met letten op details, slordigheidsfouten maken
  2. Moeite met focussen op 1 taak
  3. Lijkt vaak niet te luisteren als hij/zij direct aangesproken wordt (dromerig/staren)
  4. Volgt vaak aanwijzingen niet op en slaagt er vaak niet in schoolwerk, karweitjes af te maken of verplichtingen op het werk na te komen
  5. Moeite met organiseren/plannen van taken en activiteiten
  6. Geen zin hebben in taken waarbij concentratie nodig is (o.a. schoolwerk)
  7. Vaak spullen kwijt zijn (of heel lang bezig spullen terug te vinden)
  8. Wordt vaak gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels.
  9. Vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden
Gedachtes in de war
Hyperactief kind

Hyperactiviteit - Voorbeelden

  1. Veel bewegen met handen en voeten, niet goed kunnen stilzitten
  2. Staat vaak op in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat men op zijn plaats blijft zitten
  3. Vaak rondrennen of overal opklimmen wanneer dat niet gepast is (dit geldt minder voor (jong)volwassenen, maar wel voortdurend een onrustig gevoel vanbinnen)
  4. Niet rustig kunnen spelen of een ontspannende bezigheid kunnen doen
  5. Vaak “in de weer” of “doordraven”
  6. Vaak aan 1 stuk door praten

Impulsiviteit - Voorbeelden

  1. Dikwijls al antwoord geven voordat de vraag is gesteld (een flapuit)
  2. Moeite hebben met op zijn beurt wachten, ongeduldig zijn
  3. Zich vaak met anderen bemoeien (op een storende manier)
Gefrustreerde persoon

Herken je kenmerken? Dan wil dit alsnog niet zeggen dat de diagnose ADHD gesteld kan worden. Een uitgebreid onderzoekstraject is vereist om aan de hand van diagnostische materialen de diagnose correct te kunnen stellen.

Hoe ziet een diagnostisch onderzoek naar ADHD er uit?
Sessie 1

Intakegesprek - De diagnostische vraag wordt in kaart brengen

Sessie 2

DSM 5 classificatie - Hierbij wordt nagegaan of de kenmerken noodzakelijk volgens DSM V aanwezig zijn.

Sessie 3 - OPTIONEEL

Intelligentie-onderzoek - Om de cognitieve sterktes en zwaktes in kaart te brengen.

Sessie 4

Neuropsychologisch onderzoek

Sessie 5

Adviesgesprek - De resultaten van het gehele onderzoek worden in het verslag verwerkt en overlopen tijdens het adviesgesprek. Er wordt gekeken naar hoe de cliënt het best verder geholpen kan worden.